Veelgestelde Vragen

Hieronder kun je de meest gestelde vragen terugvinden. Heb je een vraag die er niet tussen staat? Neem dan contact op met ons Juridisch Steunpunt of Huurteam. Zij helpen je graag verder.

Niemand, dus ook niet je huisbaas, mag zonder toestemming je huis binnenkomen. Dat geldt dus ook voor de gemeenschappelijke ruimtes! Je hebt namelijk recht op ongestoord woongenot en dat houdt in dat ook je privacy gewaarborgd wordt. Een huisbaas heeft net zo veel recht om binnen te komen als een willekeurige vreemde. Uitzondering: dit gaat niet op als hij onderhoud moet plegen. Hij moet aankondigen wanneer dat gebeurt, en een huurder moet hem de ruimte geven het onderhoud uit te voeren.

Als de huurder de huur opzegt, is het enige waaraan gedacht moet worden de opzegtermijn. Deze is meestal één maand, maar dit kan ook contractueel langer zijn met een maximum van 3 maanden. Als de huur is opgezegd moet de kamer in originele staat weer worden opgeleverd en eventueel kunnen spullen en veranderingen worden doorverkocht aan de nieuwe huurder. Als de kamer in goede staat is opgeleverd moet de borgsom teruggegeven worden aan de huurder. Herinner de verhuurder hier eventueel aan. Voor je eigen zekerheid én die van de verhuurder is het beste om je huur schriftelijk op te zeggen per aangetekende brief met handtekening retour. Een speciaal geval is als de kamer voor een minimale periode is verhuurd. Veel mensen zien deze contracten als een contract voor bepaalde tijd, maar als huurder ben je niet verplicht de kamer te verlaten na de contractduur. Het enige waarop gelet moet worden is dat je niet eerder de huur mag opzeggen dan in het contract staat, met een maximum periode van een jaar.

De verhuurder kan niet zomaar de huur opzeggen, als huurder heb je huurbescherming. Vaak proberen huurbazen wel om je onterecht uit je kamer te krijgen, bijvoorbeeld omdat ze het huis willen verkopen, maar koop breekt geen huur. Dit betekent dat het huis ook verkocht kan worden met de huurders erin. Er zijn maar een paar redenen waarom een verhuurder de huur kan opzeggen. Behalve dat de verhuurder maar een paar redenen heeft, heeft hij ook te maken met een langere opzegtermijn van drie maanden plus een extra maand voor ieder jaar dat de huurder er heeft gewoond, met een maximum van zes maanden. Dit betekent dat jij als huurder die al drie jaar in een kamer woont er nog zes maanden mag blijven wonen als de verhuurder met geldige reden de huur opzegt. In alle gevallen waarbij de verhuurder de huur wil opzeggen en de huurder niet akkoord gaat, zal tussenkomst van een rechter nodig zijn. De redenen waarmee de verhuurder de huur kan opzeggen zijn:

  1. Geen goed huurder. Je moet als huurder het heel bont hebben gemaakt al wil je als geen goed huurder aangemerkt worden. Goede manieren om geen goed huurder te worden zijn constant je huur niet betalen, de woning vernielen, overlast veroorzaken, etc.
  2. Dringend eigen gebruik. Mocht de verhuurder dringend een huis nodig hebben om zelf in te wonen dan kan dit als opzeggrond gelden. Voordat een rechter dit toe kent zal de verhuurder aan moeten tonen dat hij meer belang heeft bij de woning dan de huurder. Als de eigen woning van de verhuurder afgebrand is zou dit bijvoorbeeld kunnen gelden.
  3. Weigering redelijk aanbod. Mocht je contract vernieuwd moeten worden (door een verbouwing, verandering van de huurvoorwaarden, etc.) dan kan je besluiten daar niet mee akkoord te gaan. Een rechter kan dan wél besluiten dat de veranderingen niet ernstig in je nadeel zijn en dus redelijk. Na een afweging van de belangen van de huurder en de verhuurder kan de rechter dan je huurcontract ontbinden. Dit geldt niet als je verhuurder de huurprijs wil veranderen (of je op wat voor manier dan ook meer wil laten betalen) en je daarvoor een nieuw contract wil geven, er moet iets veranderen aan de woning voordat je contract vernieuwd hoeft te worden.
  4. Wijziging bestemmingsplan. Als student kun je boven een winkel wonen, of zelfs in een pand dat een winkelbestemming heeft (gekregen). In dit geval komt het gebruik niet overeen met wat het eigenlijk gebruik van het pand zou moeten zijn en kan het huurcontract worden opgezegd.
  5. Hospita (negen maanden). Gedurende de eerste negen maanden van het huren van een hospitakamer kan de hospita besluiten dat je niet in het huis past, dit is een soort proefperiode. De hospita kan de huur in de eerste negen maanden opzeggen zonder reden. Wel geldt dezelfde opzegtermijn hiervoor, namelijk 3 maanden.
  6. Campuscontract. Het campuscontract is ingevoerd om de doorstroming van studentenkamers te bevorderen. Als je in een kamer woont die is aangemerkt is als studentenkamer (bijna alle woningen van DUWO) dan kan je huur opgezegd worden als je geen student meer bent.

Het kan altijd voorkomen dat er onenigheid ontstaat tussen de verhuurder en de huurder. Dit kan over van alles gaan, van gebreken tot intimidatie. Sommige problemen zijn onderling goed op te lossen, andere problemen zijn een stuk ingewikkelder. Zodra je het gevoel heb dat je meer informatie wil hebben over het probleem of als de huisbaas zijn machtspositie misbruikt, kun je altijd ons Huurteam contacteren. Samen kunnen we kijken naar een oplossing voor jouw probleem, maar kom wel op tijd zodat we nog wat aan de situatie kunnen doen. Met veel problemen kan je ook naar de Huurcommissie. Voor een procedure bij de Huurcommissie is het belangrijk dat er brieven naar de verhuurder verstuurd worden waarin het probleem dat jij als huurder hebt wordt benoemd, samen met een mogelijke oplossing voor het probleem en een termijn waarin het probleem opgelost moet zijn. Pas als de verhuurder een paar van deze brieven heeft genegeerd kan de Huurcommissie optreden. De uitspraak van de Huurcommissie is voor beide partijen bindend, tenzij een van de partijen de beslissing aanvecht bij het kantongerecht. Deze neemt echter vaak het advies van de Huurcommissie over. Iets dat nooit uit het oog mag worden verloren, is dat je aan het einde van de dag nog door de deur moet kunnen met elkaar. Dit is letterlijk bedoeld als je in een hospitakamer woont, want je moet dan door dezelfde deur als je huisbaas die je al die klachtbrieven heb gestuurd en misschien wel voor de Huurcommissie heb gesleept. Ook als je huisbaas niet in hetzelfde huis woont, is het raadzaam om de sfeer niet zo ver te verpesten dat je elkaar niet meer recht in de ogen kan kijken. Soms is het daarom bij erg grote ruzie beter voor je eigen leefplezier om je kamer te verlaten en een nieuwe te zoeken. Mocht dit het geval zijn dan kun je onderhandelen met je huisbaas over een “verhuisvergoeding”: geld wat jij zou krijgen als je vrijwillig het huis verlaat. Verhuizen kost geld, zoals geld voor nieuw behang, vloerbedekking, etc., neem dit ook mee in het bepalen van de hoogte van deze “oprotpremie”.

Onderhuur is als iemand zijn kamer op dat moment niet gebruikt en deze wil verhuren aan een ander. Er zijn veel redenen waarom iemand zijn eigen kamer niet gebruikt en deze wil doorverhuren aan een ander. In het algemeen geldt dat er een goede reden moet zijn voor de einddatum, anders wordt het onderhuurcontract automatisch omgezet in een contract voor onbepaalde tijd. Voor de wet zijn er eigenlijk maar twee situaties mogelijk:

  1. De verhuurder verhuurt zijn kamer, omdat hij zelf tijdelijk ergens anders gaat wonen en na die periode wil terugkeren. Met studentenkamers gebeurt dit heel vaak, bijvoorbeeld tijdens stages in het buitenland.
  2. De verhuurder koopt een huis, maar gaat daar niet direct wonen. In plaats daarvan verhuurt hij het eerst aan iemand, om er later alsnog zelf in te gaan wonen. Maar dan moet aantoonbaar zijn dat de huurder na die periode het huis zelf dringend nodig heeft.

De huisbaas kan zo’n contract voor tijdelijke huur opstellen, maar ook een student die een tijd naar het buitenland gaat kan een onderhuurcontract opstellen. Hij moet dan wel toestemming gevraagd hebben aan zijn huisbaas of hij zijn kamer mag onderverhuren aan een ander in de tijd dat hij zelf weg is. Onderhuur is toegestaan in Nederland, tenzij in het contract vermeld staat dat het niet toegestaan is, en heeft als doel om meer kamers beschikbaar te krijgen en zo de kamernood onder studenten te verlichten. Andere namen waaronder onderhuur ook wel bekend staat in de wet is tussenhuur of diplomatenovereenkomst.– ValkuilenAan onderhuur zitten niet zoveel valkuilen voor de onderhuurder, maar wel voor de huurder. Het enige waarvoor de onderhuurder moet zorgen is dat hij de kamer op tijd heeft verlaten en deze daarbij netjes achterlaat. De huurder moet echter op meer punten letten. Allereerst moet de huurder in het contract een vaste datum noemen waarop de kamer moet zijn verlaten door de onderhuurder. Soms komt het voor dat het verblijf in het buitenland verlengd wordt, bijvoorbeeld een stage waar een vakantie aan vastgeplakt wordt. Als de datum waarop de woning leeg moet zijn, verschoven wordt, kan dit gevaarlijk zijn. Immers kan de onderhuurder in het pand zich gaan beroepen op huurbescherming: hij heeft min of meer dezelfde rechten als dat de huurder bij de verhuurder heeft. Als je dan als huurder terugkomt moet je dan eerst nog een lastige onderhuurder uit je woning krijgen voordat je er zelf weer in kan. Om misbruik van onderhuur te voorkomen moet bij het beëindigen van het onder huurcontract de originele eigenaar of huurder van de kamer er belang bij hebben dat hij weer in bezit komt van zijn kamer.

Als je kamer in onderhuur wil doen is het handig om dit eerst te overleggen met je huisbaas of woningbouwvereniging. Soms kan de huisbaas de onderhuur voor jou regelen, DUWO wil bijvoorbeeld graag weten als je naar het buitenland gaat of zij jouw kamer voor jou kunnen verhuren. Als je zelf een kamer in onderhuur aanneemt, betekent het automatisch dat je later nogmaals een kamer moet vinden en dat er een uiterste datum voor staat, namelijk de einddatum die in het onderhuur contract staat. Het prettige is wel dat je gewoon een goede uitvalsbasis hebt om vanuit te zoeken, en met een beetje geluk kan je ook nog in het complex waar je woont wat vinden.

Nee. Studenten hoeven nooit extra te betalen voor voorzieningen die noodzakelijk zijn om de opleiding succesvol af te ronden. Wanneer je het collegegeld betaald hebt, mag je onderwijs volgen, tentamens afleggen en je krijgt toegang tot gebouwen en studievoorzieningen.

Wanneer een opleiding wel extra kosten vraagt voor noodzakelijk onderdelen, moet zij een kosteloos alternatief aanbieden. Indien een excursie verplicht gesteld wordt, moet er bijvoorbeeld een vervangende opdracht of stage aangeboden worden als kosteloos alternatief. Mocht de excursie niet vervangbaar zijn, dan mag een vergoeding voor de reis- en verblijfskosten van de student. Een excursie wordt alleen als niet-vervangbaar beschouwd wanneer het absoluut noodzakelijk is dat de student meegaat op excursie. Denk bijvoorbeeld aan een excursie naar Frankrijk voor de bachelor Franse Taal en Cultuur.

Een opleiding mag een student wel verplichten om een boek te kopen, mits zij ook gratis beschikbaar is in de bibliotheek. Hiervoor geldt dat er slechts één boek aanwezig dient te zijn in de bibliotheek.

 

De overheid bepaalt jaarlijks het wettelijke collegegeld. Dit is voor alle studies even hoog. Het instellingscollegegeld wordt door de onderwijsinstelling zelf bepaald, waardoor het per opleiding kan verschillen. Wanneer betaal je nou wettelijk collegegeld en wanneer betaal je instellingscollegegeld?

Wettelijk collegegeld betaal je als je:

  • Ingeschreven staat voor een bekostigde opleiding in het hoger onderwijs;
  • Geen vergelijkbaar diploma behaald hebt aan een andere bekostigde instelling in Nederland;
  • Voldoet aan de nationaliteitseis. Dat betekent dat je:
  1. Uit 1 van de landen in de Europese Economische Ruimte (EER), Zwitserland of Suriname komt, of
  2. Familie bent van een niet-Nederlandse EU-burger die in Nederland woont of
  3. Een verblijfsvergunning hebt die recht geeft op studiefinanciering

Het wettelijk collegegeld is voor 2017-2018 € 2.006,- en voor 2018-2019 € 2.060,-.

Op de tweede voorwaarde: ‘geen vergelijkbaar diploma behaald hebt aan een andere bekostigde instelling in Nederland’ bestaan 2 uitzonderingen. Je betaalt ook wettelijk collegegeld als je:

  • Al wel een diploma aan een bekostigde instelling in Nederland hebt gehaald, maar voor de eerste keer een opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg volgt.
  • Een tweede opleiding bent gestart tijdens een eerste opleiding en deze ononderbroken hebt gevolgd.

Voldoe je niet aan deze voorwaarden? Dan betaal je instellingscollegegeld. Dit is vaak hoger dan het wettelijk collegegeld. Alleen voor ‘joint degrees’ met een buitenlandse instelling mag een instelling een lager collegegeldbedrag vragen.

Voorgaande regelingen treffen hbo-bachelors, wo-bachelors, hbo-masters en wo-masters.

  1. Als je stopt met je studie moet je als eerste je uitschrijven bij de onderwijsinstelling. Voor een hbo-of universitaire-opleiding kan dit via studielink.
  2. Vervolgens geef je aan DUO via hun website door dat je stopt. Zij stoppen dan je tegemoetkoming of studiefinanciering.
  3. Indien je een studentenreisproduct hebt, moet deze stopgezet worden. Doe dit vóór of op de 5e werkdag van de 1e maand waarin je er geen recht meer op hebt. Anders krijg je een boete van € 97,- per halve kalendermaand. De site van studentenreisproduct.nl geeft een stappenplan weer voor het stoppen van je reisproduct.
  4. Voor het terugkrijgen van collegegeld moet je contact opnemen met je hbo of universiteit. Dit gaat niet via DUO maar via de onderwijsinstelling zelf. Het stoppen van je studiefinanciering of tegemoetkoming bij DUO is dus niet voldoende.
  5. Heb je een tegemoetkoming ontvangen, dan hoef je deze niet terug te betalen. Doe je mbo 1 of 2, dan zijn je basisbeurs, reisproduct en eventuele aanvullende beurs altijd een gift als je stopt. Doe je mbo 3 of 4, of hbo of universiteit? Dan worden je beurs en reisproduct pas een gift als je binnen 10 jaar je diploma behaalt. Dit is niet het geval als je stopt in het eerste jaar van je opleiding. Je zou dan misschien gebruik kunnen maken van de zogenaamde 1-februariregeling.

Mocht je er nog niet helemaal uitkomen, dan heeft de duo een speciale wijzigingshulp. Hierin kun jij jouw situatie invullen en krijg je een persoonlijk stappenplan voor wat je moet veranderen om te stoppen met je studie.

De examencommissie is verantwoordelijk voor het waarborgen van de kwaliteit van de tentamens en de diploma’s. Van iedere student moet de examencommissie op een onafhankelijke en deskundige wijze vaststellen dat hij/zij voldoet aan de eisen die de opleiding stelt om het diploma te verkrijgen. Daarnaast ziet de examencommissie toe op de naleving van het Onderwijs- en Examenregeling (OER).

De leden van de examencommissie worden bij de universiteit gekozen door het faculteitsbestuur en bij de hogeschool worden ze gekozen door het college van bestuur, tenzij de bevoegdheid overgedragen is aan een ander orgaan. Het bestuur moet de leden benoemen op basis van hun deskundigheid op het terrein van de desbetreffende opleiding of groep van opleidingen. Minimaal 1 lid moet verbonden zijn aan de opleiding en er moet minimaal 1 extern lid in de commissie aanwezig zijn.

In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) staat in artikel 7.11, 7.12 en 7.13 vermeld wat de taken van de examencommissie zijn. Voor jou als student is het voornamelijk van belang om te weten dat de commissie richtlijnen en aanwijzingen vaststelt die betrekking hebben op het OER, maatregelen treft in het geval van fraude, vrijstellingen kan verlenen voor het maken van tentamens, het getuigschrift uitreikt met daarbij het diploma en beslist op verzoeken tot bijvoorbeeld een extra kans of de goedkeuring van je vakkenpakket.

De examencommissie beslist ook over de bezwaren en beroepen die je als student kunt indienen tegen een besluit dat je hebt gekregen. Met een besluit wordt bedoeld: ‘een schriftelijk beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling’. Een besluit is dus pas een besluit als het genomen is door een officieel orgaan van je opleiding. Wat de organen van je opleiding zijn, staat in het OER. Als je een besluit ontvangen hebt en je bent het er niet mee eens, kun je binnen de termijn in bezwaar gaan. Je bezwaarschrift komt bij de examencommissie terecht en zij zullen daarop een beslissing. Dit geldt ook voor de beroepsprocedure. De onafhankelijk- en deskundigheid van de examencommissie komt hier weer duidelijk naar voren.

 
 
 
 

De examencommissie is verantwoordelijk voor het waarborgen van de kwaliteit van de tentamens en de diploma’s. Van iedere student moet de examencommissie op een onafhankelijke en deskundige wijze vaststellen dat hij/zij voldoet aan de eisen die de opleiding stelt om het diploma te verkrijgen. Daarnaast ziet de examencommissie toe op de naleving van het Onderwijs- en Examenregeling (OER).

De leden van de examencommissie worden bij de universiteit gekozen door het faculteitsbestuur en bij de hogeschool worden ze gekozen door het college van bestuur, tenzij de bevoegdheid overgedragen is aan een ander orgaan. Het bestuur moet de leden benoemen op basis van hun deskundigheid op het terrein van de desbetreffende opleiding of groep van opleidingen. Minimaal 1 lid moet verbonden zijn aan de opleiding en er moet minimaal 1 extern lid in de commissie aanwezig zijn.

In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) staat in artikel 7.11, 7.12 en 7.13 vermeld wat de taken van de examencommissie zijn. Voor jou als student is het voornamelijk van belang om te weten dat de commissie richtlijnen en aanwijzingen vaststelt die betrekking hebben op het OER, maatregelen treft in het geval van fraude, vrijstellingen kan verlenen voor het maken van tentamens, het getuigschrift uitreikt met daarbij het diploma en beslist op verzoeken tot bijvoorbeeld een extra kans of de goedkeuring van je vakkenpakket.

De examencommissie beslist ook over de bezwaren en beroepen die je als student kunt indienen tegen een besluit dat je hebt gekregen. Met een besluit wordt bedoeld: ‘een schriftelijk beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling’. Een besluit is dus pas een besluit als het genomen is door een officieel orgaan van je opleiding. Wat de organen van je opleiding zijn, staat in het OER. Als je een besluit ontvangen hebt en je bent het er niet mee eens, kun je binnen de termijn in bezwaar gaan. Je bezwaarschrift komt bij de examencommissie terecht en zij zullen daarop een beslissing. Dit geldt ook voor de beroepsprocedure. De onafhankelijk- en deskundigheid van de examencommissie komt hier weer duidelijk naar voren.

Er zijn twee typen onderwijsinstellingen: de particuliere (niet door de overheid-gefinancierde instellingen) en de reguliere (wel door de overheid gefinancierde instellingen). De regels over het uitbrengen van een bindend studie advies staan in de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (hierna: WHW). Particuliere onderwijsinstellingen zijn hieraan niet gebonden en zij mogen dan ook hun eigen regels opstellen over het uitbrengen van een bindend studieadvies.

De reguliere onderwijsinstellingen zijn wel gebonden aan de WHW. Deze wet zegt dat onderwijsinstellingen één keer een bindend studie advies mogen uitbrengen. Als jij in het eerste jaar dus een positief bindend studie advies hebt gekregen dan kan de onderwijsinstelling je in je verdere studie niet nogmaals een bindend studie advies geven (art. 7:8b lid 1 WHW).

Een reguliere onderwijsinstelling kan in het eerste studiejaar ook een aangehouden studie advies uitbrengen. Dan heb je in je eerste jaar onvoldoende studiepunten behaald maar dan mag je toch door naar het tweede studiejaar omdat er sprake is van bijzondere omstandigheden. Het bindend studie advies wordt dan als het ware uitgesteld en de onderwijsinstelling geeft je aan het einde van het tweede jaar alsnog het bindend studie advies. Dit is niet hetzelfde als twee keer een bindend studie advies uitbrengen en dit is daarmee niet in strijd met de WHW.

Het OER is een afkorting voor het Onderwijs- en Examenreglement. Dit OER heeft een wettelijke basis, wat betekent dat in de wet is geregeld dat elke instelling in het hoger beroepsonderwijs en wettenschappelijk onderwijs verplicht is om een Onderwijs- en Examenreglement op te stellen. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 7.13 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Op grond van dit artikel moet het bestuur van de onderwijsinstelling een OER opstellen voor elke opleiding dan wel elke groep van opleidingen. In dit OER moet adequate en heldere informatie omtrent de opleiding/groep van opleidingen worden opgenomen. Deze informatie ziet op de geldende procedures, rechten en plichten met betrekking tot het onderwijs en de examens. Alhoewel het instellingsbestuur hierin enige vrijheid geniet, bepaalt de wet dat er in ieder geval de volgende zaken moeten worden opgenomen in het OER;

  1. De indeling van de opleiding wat betreft examens, manier van onderwijs en afstudeerrichtingen
  2. De kwaliteit van kennis die de student zich eigen heeft moeten maken aan het einde van de studie
  3. De eventuele inrichting van praktische oefeningen
  4. De studielast, verdeeld over de verschillende onderwijseenheden
  5. Welke regels er zijn over het bindend studieadvies (BSA)
  6. De studielast voor een masteropleiding
  7. Aantal tentamens voor een vak
  8. De vaststelling dat een opleiding voltijd, deeltijd of duaal is
  9. De geldigheidsduur van een met goed gevolg afgelegd tentamen, geldigheid kan door examencommissie worden verlengd, veranderd studieprogramma kan de geldigheidsduur niet verkorten
  10. De manier waarop tentamens worden afgelegd, schriftelijk dan wel mondeling, de examencommissie heeft de bevoegdheid om in bijzondere gevallen anders te bepalen
  11. De manier waarop studenten met een handicap of chronische ziekte in de gelegenheid worden gesteld om de tentamens af te leggen
  12. De openbaarheid van mondeling af te nemen tentamens, de examencommissie kan hiervan in bijzondere gevallen afwijken
  13. De termijn waarbinnen de uitslag van een tentamen bekend wordt gemaakt, samen met de bevoegdheid van de examencommissie om hier al dan niet van af te wijken
  14. Op welke manier de student zijn tentamen kan inzien
  15. De manier waarop tentamens beoordeeld worden
  16. De manier waarop vrijstellingen kunnen worden verleend doordat vakken al zijn gehaald
  17. De voorwaarde dat bepaalde tentamens met goed gevolg moeten zijn afgelegd om andere tentamens te mogen maken
  18. De verplichting om deel te nemen aan praktische oefeningen om toegelaten te worden tot een tentamen, de examencommissie kan hiervan afwijken eventueel onder oplegging van vervangende eisen
  19. De bewaking van de studievoortgang en de individuele studiebegeleiding

Naast deze zaken kan het instellingsbestuur andere zaken hebben geregeld in het OER. Wanneer de examencommissie een besluit heeft genomen en je bent het daarmee oneens, is het raadzaam om het OER van jouw opleiding te raadplegen om te controleren op grond van welke bevoegdheid de examencommissie, of eventueel een ander orgaan binnen jouw onderwijsinstelling, het besluit heeft genomen. Wanneer deze bevoegdheid ontbreekt, zou je namelijk sterker kunnen staan in een eventuele procedure in het geval je het niet eens bent met een besluit.