Grondbeginselen

De grondbeginselen van de GSb zijn de standpunten waar de vereniging voor staat en te allen tijde voor studenten wil bewerkstelligen. Uiteraard verandert er veel elk nieuw collegejaar en met elk nieuw bestuur, echter zijn de grondbeginselen hetgeen wat centraal staat bij de vereniging en haar leden.

Doelstellingen
De Groninger Studentenbond (GSb) is een vakbond voor alle studenten en toekomstige studenten van het hoger onderwijs in Groningen en zal als zodanig alle middelen die de vakbond ter beschikking staan, gebruiken om de belangen van haar doelgroep te behartigen.

De GSb streeft naar een zo gunstig mogelijk leefklimaat voor studenten in Groningen waarbij duurzaamheid onder de aandacht wordt gebracht en dient te worden bevorderd.

De belangenbehartiging beslaat elk terrein waar de student in diens hoedanigheid van student-zijn mee te maken heeft. Dit omvat tenminste het gebied van onderwijs, huisvesting en mobiliteit.

Naast het behartigen van belangen van studenten verleent de GSb ook diensten aan studenten om de kennis, het zelfbewustzijn en de rechtspositie van studenten te vergroten en te bevorderen.

Werkwijze
De GSb tracht haar doel te bereiken door:

  • het vertegenwoordigen van zijn leden en behartigen van belangen der studerenden;
  • het onderhouden van contacten en participatie met/ in andere (studenten)organisaties en instellingen in Groningen, in den lande en daarbuiten;
  • het stichten van de voor de uitvoering van haar taken noodzakelijke organen;
  • het aanbieden van hulp, advies en voorlichting op velerlei gebied aan studenten en toekomstige studenten;
  • het participeren in medezeggenschaps- en adviesorganen;
  • het doen van onderzoek en het schrijven van openbare beleidsstukken;
  • het voeren van georganiseerde acties, mits redelijk overleg niet mogelijk blijkt of vruchteloos is gebleken;
  • het verlenen van rechtspositionele bijstand aan studerenden;
  • alle andere wettige middelen te gebruiken die voor de doelstellingen bevorderlijk zijn.

Werkwijze

  • Het principe van academische vrijheid moet voor het gehele hoger onderwijs gelden.
  • Discriminatie in het hoger onderwijs in wat voor vorm dan ook – racisme, seksisme, financiële positie, afkomst, gezinssituatie, seksuele geaardheid, geloofsovertuiging, leeftijd of functiebeperking – dient te worden tegengegaan.
  • De onderwijsinstelling heeft een voorbeeldfunctie en vervult een belangrijke maatschappelijke rol in de regio en in het algemeen en dient daar deels haar beleid op af te stemmen, o.a. op de gebieden van duurzaamheid en ethiek. Zij dient dit uit te dragen richting de student en de maatschappij.
  • De overheid is verantwoordelijk voor voldoende middelen in het hoger onderwijs, de instellingen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering en zijn verplicht om voor onderwijs van optimale kwaliteit te zorgen. De overheid moet zorgdragen voor een objectieve controle.
  • Studenten moeten gebruik kunnen maken van goede overgangsregelingen bij doorstroom van bachelor naar master en bij het veranderen van studierichting.
  • Bij onvoldoende studeerbaar programma draagt de instelling zorg voor de volledige financiële schadeloosstelling van studenten.
  • Voor elk studie moet hetzelfde tarief collegegeld worden betaald. Daarmee moet een einde komen aan het instellingscollegegeld.
  • Het collegegeld mag niet hoger worden dan het nu al is. Bovendien is het collegegeld het bedrag waarmee een student toegang heeft tot alle faciliteiten die de onderwijsinstelling biedt, dus in principe zijn kosten naast het collegegeld uit den boze.
  • Het is de taak van onderwijsinstellingen kwalitatief goede studievoorlichting en studiekeuzeadvies te verzorgen.
  • Het is de plicht van onderwijsinstellingen om studenten met een functiebeperking te voorzien van adequate voorzieningen en duidelijke regelgeving.
  • Het is belangrijk dat minderheidsgroepen voldoende rolmodellen terugzien om de diversiteit in het hoger onderwijs te bevorderen.
  • Onderwijsinstellingen moeten studenten de kans bieden extracurriculaire activiteiten te ondernemen en hen te faciliteren in het actief worden in studentenorganisaties.
  • Een flexibel onderwijsrooster is belangrijk voor studenten zodat zij zich ook voldoende op andere manieren kunnen ontwikkelen dan alleen binnen hun eigen studie.
  • De leenstelselgelden moeten zodanig worden besteed dat Groningse studenten er direct voordeel van ondervinden.
  • In deze periode van internationalisering van onderwijsinstellingen is het van belang dat er een gezonde verhouding blijft bestaan tussen Nederlands- en Engelstalige opleidingen. Nederlandstalige studies mogen niet in een andere taal worden aangeboden zonder nadrukkelijk draagvlak onder studenten en staf.
  • Internationale studenten moeten door de onderwijsinstellingen worden gestimuleerd extracurriculaire activiteiten te ondernemen en actief te worden binnen studentenorganisaties.
  • Onderwijsinstellingen moeten niet meer internationale studenten proberen aan te trekken dan zij redelijkerwijs aankunnen en niet voordat zij een concreet plan hebben over de zorg die deze internationale studenten nodig hebben.

Inspraak

  • Het beleid van een onderwijsinstelling wordt gedragen door de leden van de academische dan wel hogeschoolgemeenschap. Het bestuur van een onderwijsinstelling kan daarom alleen een afspiegeling zijn van die gemeenschap.
  • Studenten vormen, samen met de wetenschappelijke staf en het personeel, de academische of hogeschoolgemeenschap. De inspraak van studenten is
  • zodoende een fundamenteel aspect van de beleidsvorming op een onderwijsinstelling.
  • De participatie van studenten ligt nu op het niveau van medezeggenschap maar zeggenschap van studenten over hun onderwijs op instellingsniveau is het uiteindelijke doel.
  • Onderwijsinstellingen hebben de verantwoordelijkheid om studerenden te wijzen op de mogelijkheid van medezeggenschap en om studenten te stimuleren om te participeren in de medezeggenschap.
  • Leden in medezeggenschapsorganen via open werving en op democratische wijze verkozen dienen te worden.

Leefomstandigheden studenten

  • De overheid moet zorg dragen voor toereikende financiële ondersteuning van studenten zodat elke student kan voorzien in zijn of haar levensonderhoud.  Indien de overheid er voor kiest om een gedeelte van de studiekosten door ouders te laten betalen, dan dient dit gerelateerd te worden aan inkomen en wettelijk verplicht te worden. In de wet moet hiervoor een bepaald bedrag vastgesteld worden dat toereikend is, ook voor uitzonderlijke omstandigheden.  Wetgeving en beleid mogen de mobiliteit van studenten in en naar Groningen niet hinderen.
  • Wetgeving en beleid mogen de beschikbaarheid en kwaliteit van woonruimte aan hurende studerenden niet belemmeren. Het is dan ook de verantwoordelijkheid van de overheid om te zorgen voor een degelijk huisvestingsbeleid. Onderwijsinstellingen dienen zich hier ook voor in te zetten. Studenten hebben recht op voldoende, betaalbare en veilige woonruimte.
  • Elke hurende student dient in principe in een woonruimte te verblijven waarop huurprijs en huurdersbeschermde bepalingen van toepassing zijn.